Charles van Dam - 12 November 2009

Vorige week nodigde Ron Plasmeijer Charles van Dam uit. Charles is geboren en getogen Kwakelaar en inmiddels 48 jaar oud. Hij is getrouwd met Irma en samen hebben ze drie kinderen, twee zoons en een dochter. Charles werkt als rozenkweker en vanwege dat vak ontwikkelt hij nieuwe rozen. Ron wil hem vragen of daar tegenwoordig nog wel een markt voor is.

Op de eerste vraag antwoordt Charles:
,,Dat is tegenwoordig inderdaad moeilijk. De hele rozenkwekerij ligt op zijn gat. Overal gaan kwekersbedrijven failliet. Het animo is laag. Het is niet alleen in Nederland moeilijk maar ook in het buitenland. Om niet te overdrijven: de hele sector heeft het wereldwijd moeilijk. Het ligt ten eerste aan de recessie en ten tweede aan de hoge energieprijzen. Dat is de combinatie die ervoor zorgt dat het slecht gaat binnen de rozenteelt. In Nederland heb je kosten aan de energie die nodig is om warm te stoken en in het buitenland zijn het de transportkosten die de uiteindelijke kosten zo hoog maken. Bloemen zijn de eerste dingen die consumenten laten liggen als het financieel wat moeilijker wordt en dus is de hele sector de dupe.
Ook in deze omgeving gaan veel telers failliet. Het enige voordeel dat ik heb, is dat het gaat om een klein bedrijf en mijn vrouw helpt mee. Daardoor kunnen we de kosten laag houden. Tegenwoordig teel ik een zomerroos en in de winter houd ik ze koud; dat drukt de kosten van energie. Wij hebben van april tot november rozen en dan een paar maanden niets. Dat wil niet zeggen dat ik dan ook niks doe, want dan ben ik bezig met zaailingen en het tellen van zaden en registreren. Daar ben ik over het algemeen wel een paar weken zoet mee."

Hoe ontwikkelt u een nieuwe roos?

,,In het voorjaar heb ik zo'n driehonderd soorten staan. Dan pak ik een bloem en haal daar de blaadjes van af. Vervolgens gaan de meeldraden eraf en dan laat ik het drogen. Het stuifmeel gaat er ook vanaf. De stamper laat ik dan nog een dagje rijpen en als deze rijp is, dan gaat hij open wordt er stuifmeel van een andere soort op aangebracht. Vervolgens krijg je een rozenbottel. De plant moet dan rijpen. De zaden worden vervolgens geplukt en in kistjes in zand gelegd. Deze kistjes gaan een maand of drie de koelcel in en dan kan het gaan kiemen. Eind januari worden de zaaibakken warm gezet en hopelijk komt er dan dertig procent op. Nadat ze opgekomen zijn, worden ze over gepot in kleine potjes en ga ik de plantjes op bloei selecteren nadat er een bloem in is gekomen. De selectie gebeurt op groei, kleur van de bloemblaadjes en de grootte van de knop. Van de tienduizend opgekomen plantjes hebben er driehonderd kans om door te gaan naar de volgende ronde.
Dan worden ze in grotere potten gezet en dan is het weer wachten tot ze gaan bloeien. Dan houd ik nog vijftig geschikte planten over. Deze gaan naar de Ruiter, een wereldwijd testbedrijf. Zij testen onder andere op groei eigenschappen. Hopelijk blijven er dan één of twee goede rozen over die geschikt zijn voor de markt. Mijn werk is dan klaar en dan neemt het testbedrijf het over. De beslissing wordt daar genomen. Het ontwikkelen van rozen is bij mij als hobby begonnen. Het is leuk om met rozen bezig te zijn en een nieuw soort te ontwikkelen. Inmiddels zijn er tussen de 600 en 700 soorten op de markt en het is leuk als daar een roos van jezelf tussen zit.
Het wordt steeds moeilijker, dat wel. En tegenwoordig is het meest belangrijke dat de roos weerstand heeft tegen ziektes. Een sterke roos die lang meegaat is het ideaal. Dan kun je een hoge productie tegemoet zien."

Hoe bent u begonnen?

,,In dit eenmansbedrijf ben ik inmiddels vijftien jaar bezig. Maar ik heb al vanaf mijn zestiende in de bloemen gewerkt. Mijn schoonvader had een kwekerij aan de Boterdijk en daar ben ik toen gaan werken. Toen het bedrijf daar weg moest vanwege woningbouw zijn we naar de Vuurlijn gegaan en inmiddels had ik het bedrijf overgenomen. Dat bedrijf hebben we tien jaar geleden gekocht, maar alles is opnieuw opgebouwd. Toen waren de tijden voor rozenkwekers nog beter dan nu. We hebben 2500 vierkante meter en dat is klein vergeleken met gemiddelde bedrijven, die ongeveer vier hectare groot zijn. In het buitenland zijn de bedrijven nog vele malen groter. Daar begint het met dertig hectare. Ongeveer vijf à zes jaar geleden ben ik begonnen met het ontwikkelen van nieuwe soorten. Nu beginnen die eerste soorten te verkopen en dat is wel leuk natuurlijk.

De rozen gaan de hele wereld over. Voor de consument is het niet belangrijk waar de roos oorspronkelijk vandaan komt maar voor mezelf is het idee wel leuk. Voor consumenten is het belangrijk dat de roos het goed doet en lang mee gaat. Het is heel leuk werk en vooral in het voorjaar als ik bloemen heb in alle kleuren van de regenboog is het een mooi gezicht. Het blijft vooral veel weggooien totdat je de ene roos treft waarmee geld verdient kan worden. De ontwikkelingskosten zijn wel hoog moet ik daarbij zeggen en je bent zo tienduizend euro verder. In de buurt zijn meer ontwikkelaars en vroeger was Aalsmeer het rozencentrum. Het is dus niet vreemd dat de concurrentie in de buurt zit. Voor mij is het een uitgebreide hobby want er zijn veredelaars die veel groter zijn. Inmiddels heb ik drie soorten op de commerciële markt gebracht. De Vuvu Sela is mijn favoriet. Het is een Engelse roos die ik heb ontwikkeld. Deze komt volgend jaar op de markt."

Wie wilt u uitnodigen voor het volgende kettinggesprek en wat wilt u vragen?

,,Ik wil graag Ruud Commandeur uitnodigen. Hij heeft een baan en in het weekend draait hij met zijn eigen discotheek. Ik wil hem vragen hoe hij de aanschaf van platen bij kan houden. Hoe blijft hij bij?"

Bron: Witte Weekblad Tekst: Samira Fiesler Foto: Jaap Maars