Adrie Voorn - 5 maart 2001
Elke week wordt een inwoner van de gemeente Uithoorn door het Witte Weekblad geïnterviewd. Deze persoon mag zelf zijn of haar opvolger uitnodigen en de eerste vraag bedenken. Vorige week liet Rien van Egmond weten dat hij graag Adrie Voorn wilde uitnodigen. Sinds vele jaren is Adrie de beheerder van het dorpshuis “De Quakel”. Daarnaast is hij actief binnen de damvereniging “Kunst en Genoegen” waar hij regelmatig kampioen wordt. Rien wil weten hoe hij na zoveel jaar kampioen te zijn geweest, nog altijd gemotiveerd is om te gaan dammen.
“Dammen is een heel mooi spel”
De Kwakel – Adrie Voorn is geboren en getogen in De Kwakel waar hij nog altijd woont en werkt. Hij is 47 jaar, getrouwd en heeft twee zoons. Na verschillende banen te hebben gehad is hij inmiddels alweer een flink aantal jaren de beheerder van het dorpshuis “De Quakel”. Daarnaast is hij actief binnen de damvereniging “Kunst en Genoegen” waar hij eveneens regelmatig kampioen wordt. Rien wil hem vragen waar hij, na zo vaak kampioen te zijn geweest, de motivatie vandaan haalt om te blijven dammen.
Op de eerste vraag antwoordt Adrie: “Dammen is gewoon een verschrikkelijk leuk en mooi spel. De uitslag maakt daarbij niet zoveel uit. Of je nu wint of verliest, is eigenlijk niet eens van belang zolang je het spel maar weer gespeeld hebt. Het is echt een sport, vind ik. Ik ben al 33 á 34 jaar lid van de damclub en in die tijd ben ik zeventien keer kampioen geweest, ongeveer eens per twee jaar. Ik ben dus niet elk jaar kampioen. Destijds ben ik ermee begonnen in het café “Ons Huis” bij To van Doorn. Daar werd een jeugdtoernooi gehouden waaraan ik met een groot aantal vrienden meedeed. Van die vrienden bleef ik als enige hangen bij de club. In die tijd floreerde het jeugddammen enorm en we hadden wel vijftig leden. We speelden ook regelmatig tegen andere verenigingen in de regio, zoals Ouderkerk, Vinkeveen of Amstelveen. Op een bepaald moment is er een fusie aangegaan met een andere club en op dat moment gingen veel van de sterke dammers weg uit De Kwakel. Voor onze club was dat een minder leuke periode, maar we gingen met ongeveer de helft van onze leden door. Vanaf dat moment ben ik een bestuursfunctie aangegaan. “Kunst en Genoegen”, onze club, bleef dus in De Kwakel bestaan. Degenen die naar Uithoorn gingen en daar de damclub begonnen, speelden op een ontzetttend hoog niveau. Inmiddels is die club jammer genoeg al weer opgeheven terwijl onze club nog altijd levendig is”.
Kunt u iets vertellen over uw bestuursfuncties en wanneer de club is opgericht?
“De club is in 1927 opgericht en bestaat dus bijna 75 jaar. De meeste damclubs van vroeger zijn verdwenen en wij zijn eigenlijk één van de laatst overgebleven clubs. We hebben ook veel leden die vanuit de regio hierheen komen omdat er in hun gemeente geen club meer is. Ik ben kort na de fusie, begin jaren zeventig, in het bestuur gekomen maar ik had in eerste instantie nog geen functie. Al snel ben ik secretaris geworden en vervolgens werd ik voorzitter. Momenteel ben ik nog steeds voorzitter van de club en dat bevalt me goed. Het is jammer dat het aantal leden verminderd is. Wel hebben we een rijke historie. Elke vijf jaar is er vanaf de oprichting een foto gemaakt met daarop alle leden. Op de eerste foto’s zijn dat er al snel een stuk of veertig á vijftig. Tegenwoordig zijn er nog een stuk of twintig leden. Wel hebben we heel veel donateurs. Wat dat betreft worden we door veel Kwakelaars gesteund. We zijn natuurlijk één van de oudste verenigingen. Voor de donateurs houden we eens per jaar een donateurdag. Dan zijn er rond de vijftig mensen aan het dammen en uiteindelijk wordt er een donateurkampioen bekend. Tegenwoordig spelen we in Het Fort in De Kwakel. Er zijn helaas niet veel jeugdleden meer. Ze komen wel en zijn ook enthousiast, maar ze blijven niet. Als er maar weinig jeugdleden zijn, komen ze elkaar steeds tegen en er zijn niet veel verenigingen in de regio waar ze terechtkunnen om tegen anderen te dammen. Op een bepaald moment gaan ze meer tijd aan een andere sport besteden en dan stoppen ze met dammen. We merken wel dat de jeugd die er ooit aan geroken heeft, op latere leeftijd toch de vereniging weer opzoekt. Dat vinden wij natuurlijk heel leuk. De donateurs spelen het spel maar eens per jaar en vinden het dan schitterend om te doen. Het dammen wordt wel vergeleken met schaken, maar ik heb altijd het idee dat schaken, met name voor kinderen, aantrekkelijker is omdat de speelstukken er mooier, leuker uitzien. Terwijl je bij beide spelen de stukken van de tegenstander moet veroveren; het verschil zit alleen in de speelstukken. Het gaat uiteindelijk toch om de strategie. Bij dammen moet je proberen om één leger te vormen, dan heb je de beste kans om te winnen”.
Waarom ben u na al die jaren nog steeds enthousiast over het spel?
“Ik heb vroeger van mijn oma leren dammen en mijn beide broers deden het ook. We speelden dus altijd veel thuis. Bij het eerste jeugdtoernooi waaraan ik meedeed, werd ik tweede en dat motiveerde mij om door te gaan. Het jaar daarna werd ik bij het toernooi kampioen, waardoor ik nog meer gemotiveerd werd. Als het goed gaat en je vindt het leuk, ga je er vanzelf mee door. Ik bleek toch wel talent voor het damspel te hebben. Een aantal mensen van vroeger is echt heel sterk geworden. Een jongen tegen wie ik vroeger gespeeld heb, doet nu mee aan het WK. Ik had die ambitie niet om zover te gaan”.
U bent beheerder van het dorpshuis De Quakel. Wanneer bent u daarmee begonnen en kunt u er iets over vertellen?
“Het dorpshuis bestaat volgend jaar alweer tien jaar. Ik ben sinds een jaar of acht á negen beheerder. Ik zag een advertentie in de krant waarin stond dat ze een beheerder zochten, en heb gereageerd. Ik ben een echte Kwakelaar en een verenigingsmens, daarom trok die functie mij. Voordat het dorpshuis bestond, waren de verenigingen ondergebracht in het café “Ons Huis”. Daarnaast waren er verenigingen die bij Leenders kwamen. Het café werd gesloopt en de oude school, de Heilig Hartschool, werd eigenlijk het dorpshuis. Omdat er in De Kuil nieuwe scholen gebouwd waren, werd de Heilig Hartschool gesloopt. Op dat moment is er besloten om het dorpshuis te bouwen. Dat was alleen mogelijk omdat zoveel Kwakelaars zich daarvoor sterk hadden gemaakt. Het eerste jaar was er een andere beheerder en daarna heb ik het overgenomen. Ik kende al veel mensen die regelmatig in het dorpshuis kwamen. Omdat het al een jaar draaide, kwam ik in een gespreid bedje terecht. Ik heb enorm veel steun gehad aan de mensen die hier altijd al hielpen. Er zijn vele vrijwilligers die heel veel werk verzetten, daar ben ik erg blij mee. Die mensen heb je gewoon hard nodig. Er zijn maar twee betaalde krachten; ikzelf en mijn rechterhand Ria. Het dorpshuis is namelijk een stichting en heeft een bestuur, een activiteitencommissie en dergelijke. Omdat ik niet van ’s morgens tot en met ’s avonds laat aanwezig kan zijn, worden er veel uren ingevuld door vrijwilligers. Op dinsdagmiddag is het altijd heel gezellig; dan helpen de vrijwilligers van Stichting Zonnebloem. Piet Kas, bekend van Tavenu, beheert het dorpshuis op zondag. Als er een activiteit is, ben ik wel aanwezig, maar verder regelt hij dat. Naast de verenigingen die het dorpshuis gebruiken, kan er ook voor feesten en partijen een beroep gedaan worden op het dorpshuis. Belangstellenden kunnen de zaal huren en dan zorgen we voor bediening. Het is wel een schipperen omdat er veel vaste gebruikers zijn. Het dorpshuis wordt dus optimaal gebruikt. De activiteitencommissie organiseert inloopavonden, bingo en andere activiteiten. Er wordt veel gebruik gemaakt van de ruimte en onderling gaat dat prima samen. Ik maak veel uren maar het is leuk werk. Gelukkig kan ik het ook loslaten. Ik vind het niet moeilijk om het uit handen te geven; ik weet dat de vrijwilligers het prima kunnen regelen. Ik zie mezelf als onderdeel van het dorpshuis maar ik voel me absoluut niet onmisbaar. Wel heb ik een bepaalde verantwoordelijkheid. Als ik om één of andere reden afwezig ben, wordt het werk overgenomen en ik kan erop vertrouwen dat alles doorloopt zoals het hoort. Dat is een prettig idee”.
Heeft u naast het werk en het dammen nog andere hobby’s?
“Ik probeer genoeg tijd aan mijn gezin te besteden, wat soms moeilijk is omdat ik onregelmatige werktijden heb. Gelukkig staat mijn vrouw volledig achter mijn werk en ook de kinderen zijn flexibel genoeg. Zij moeten toch wel eens naar een oppas. Mijn vrouw helpt regelmatig mee. Gelukkig vindt het gezin het allemaal prima. De meeste mensen komen in het dorpshuis voor hun ontspanning, maar voor mij is het toch – leuk – werk. Ik fiets graag en ik ben aangesloten bij de wielerclub AGD. Op zondagochtend gaan we regelmatig een stuk fietsen, dat vind ik heel ontspannend. Daarnaast ben ik begonnen met bridgen en ook dat is een soort hobby geworden”.
Heeft u nog iets toe te voegen aan dit gesprek?
“Ja, ik hoop dat we weer nieuwe leden bij de damclub kunnen verwelkomen. Daarnaast wil ik alle vrijwilligers die helpen in het dorpshuis, een pluim geven. Wat ik leuk vind is dat er toch regelmatig, zoals bij een verkiezing, nieuwe mensen in het dorpshuis komen die, na de eerste kennismaking terug blijven komen. Ook de activiteiten die georganiseerd worden, kunnen rekenen op veel belangstelling. Vooral tijdens Koninginnedag of andere feestdagen is het enorm druk. Het dorpshuis heeft dus echt een belangrijke functie in De Kwakel en het is fijn als je daar iets aan kunt bijdragen”.
Wie wilt u uitnodigen voor het volgende kettinggesprek en wat wilt u vragen?
“Ik wil graag May Verhoef uitnodigen. Hij heeft altijd ontzettend veel betekend voor het verenigingsleven in De Kwakel en enige tijd in de gemeenteraad gezeten. Hij werd wel de “Burgemeester van De Kwakel” genoemd. Daarnaast is hij een fanatiek bridger. Enige tijd geleden is hij verhuisd naar de eerst flat in De Kwakel waar woningen voor ouderen zijn gerealiseerd. Ik wil vragen of het hem bevalt in de seniorenflat en wanneer hij weer eens een bridgedemonstratie gaat geven, bijvoorbeeld tijdens de lentedrive”.
Adrie Voorn, beheerder van het dorpshuis De Quakel en al vaak damkampioen geweest: “Of je wint of verlies met dammen is niet zo belangrijk, zolang je het spel maar weer gespeeld hebt”.
Foto: Vision Quest, Patrick Hesse (5-3-2001)