Cor Plasmeijer - maart 2003

De Kwakel – Kwakelaar Cor Plasmeijer is al vanaf zijn jeugd lid van KDO. Hij heeft de verhuizing naar het huidige complex meegemaakt. Willem wil hem vragen hoe dat destijds is gegaan met de tribune. Er konden plaatsen voor het leven gekocht worden. Hoe werkt dat tegenwoordig?
Op de eerste vraag antwoordt Cor: “Ik werkte bij Verlaan als chauffeur en toen de verhuizing van KDO naar het nieuwe complex plaatshad, heb ik daarbij geholpen. Ik was al vanaf mijn twaalfde lid van KDO. Toen mocht je namelijk pas lid worden van een voetbalclub vanaf het moment dat je twaalf was. De verhuizing vanaf de Noorddammerweg is in 1957 geweest. De palen moesten netjes verhuisd worden, daar heb ik toen met de kleine bestelwagen bij geholpen. Vervolgens moesten ze wit geverfd worden en toen ben ik erin gerold. Voor de eerste bouw van de kleedkamers heb ik alle stenen aangevoerd, de stelling gebouwd en dergelijke. Omdat er geen geld voor een tribune was, hebben we in 1959 plaatsen voor het leven verkocht. Die plaatsen waren toen honderd gulden per stuk. De voorzitter kocht er een paar en diverse mensen, vrijwilligers van KDO en leden, kochten er twee. Toen ging het best hard. Misschien zijn ze nog best geldig, want ze waren tenslotte voor het leven, maar tegenwoordig wordt daar niet echt meer naar gekeken. Als ik naar KDO ga, is het echt niet zo dat er niemand op mijn plaats mag zitten. Overigens was dat een actie om de tribune te bekostigen en worden er nu geen plaatsen voor het leven meer verkocht. De tribune was in eerste instantie aan de zijkanten dichtgemaakt met glas, maar dat ging wel eens mis. Dat glas moest dan weer gemaakt worden en die zijkanten zijn er tijdens die verbouwing uitgehaald. Toen wij de tribune bouwden, kwam het hout van Verlaan af. Wij hebben dat geschaafd en het grootste deel van de tribune is nog origineel. Er is wel een jaar of vijftien geleden verbouwd en toen zijn er nieuwe platen opgezet. Begin jaren zestig kwamen ook de eerste reclameborden op de tribune. Er is één bord dat er nog altijd hangt: Fietsenspeciaalzaak Van Rijn. Dat bord is inmiddels wel een paar keer vernieuwd, maar dat is de bordsponsor die er vanaf het prille begin hangt.”

U bent ook bestuurslid bij KDO geweest. Kunt u daar iets over vertellen?
“In 1957 speelden we aan de Vuurlijn en de jeugdcommissie is rond die periode opgericht. Ik ben daar meteen penningmeester van geworden. Door mijn betrokkenheid bij de vereniging was ik natuurlijk vanaf het begin bij de bouw betrokken. Na de kleedkamers en de tribune hebben we in 1963 de kleine sporthal gebouwd, waar de eerste kleine kantine werd gerealiseerd. Destijds hadden we vier kleedkamers gebouwd waarbij voor in het midden een snoephokje kwam. Later is er verbouwd en verhuisde het snoephokje naar de zijkant. De reden voor de verhuizing naar de huidige locatie weet ik niet precies maar het heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat we niet konden uitbreiden aan de Noorddammerweg en dat de “faciliteiten” allemaal erg oud waren. KDO is in 1945 opgericht en ik ben in 1947 lid geworden. Ik ben nog één van de oudste nog levende leden, denk ik. In die beginjaren begon KDO met een houten schuurtje en de kleedkamer werd afgezet met een rietmat. Een douche was er niet, maar er werd water uit de sloot gehaald en later werden we “hypermodern” toen we een gegalvaniseerde buis met gaatjes gebruikten als douche. Uiteraard was het wel koud water dat eruit kwam. In totaal heb ik 31 seizoenen gevoetbald, tot mijn 43e. Inmiddels was ik al bestuurslid en hadden we regelmatig op zondag dienst. De tegenpartij moest opgevangen worden en elke thuiswedstrijd was ik daarmee bezig. De laatste jaren, rond 1978 heb ik in een familie-elftal gespeeld. Dat elftal bestond uit zoons van mijn oudste broer, mijzelf, de schoonzoons van mijn broer en een paar mannen van onze zussen. Dat was een leuk elftal en zo slecht waren we ook niet. Het gros van hen, ikzelf ook, heeft altijd in het eerste gespeeld. Daarna ben ik gestopt met voetballen en heb me gericht op andere bezigheden bij de club.”

Is de bouw van het huidige complex door vrijwilligers gedaan of zijn er professionals aan te pas gekomen?
“Eigenlijk is alles wat er bij KDO staat door vrijwilligers gebouwd. Een uitzondering was het werk van een echte metselaar die dan een zaterdag hielp met het metselwerk. Verder is het allemaal door vrijwilligers neergezet en nu nog zijn er altijd vrijwilligers bezig met onderhoudswerkzaamheden. Er waren oorspronkelijk drie velden. Eén op de plaats waar nu de grote sporthal staat, dan het bestaande eerste veld en daar was nog een veld bij dat dwars lag. De bestrating rond het eerste veld is volgens mij door een aannemer van de gemeente gedaan. De overige bestrating hebben we zelf gedaan. Nog niet zo lang geleden, zo’n acht, negen jaar, heb ik een looppad aangelegd van het entreehokje naar de tribune. Ook de kleine sporthal is door vrijwilligers gebouwd, onder wie Willem Klijn, de vader van de veilingmeester, en Ome Jan Splinter. Zij zijn tot erelid benoemd van de vereniging na de bouw omdat ze zoveel inzet hadden getoond tijdens de bouw.”

Hoeveel leden had KDO toen het nieuwe complex er kwam?
“Er waren toen denk ik drie seniorelftallen, twee juniorenelftallen en twee aspirant-elftallen. Het zullen bij elkaar zo’n dikke honderd leden zijn geweest. Het ledenaantal was in elk geval voldoende om het groter aan te pakken en de verhuizing door te zetten. Ruim 40 jaar geleden kwam de handbalafdeling erbij en dat zorgde eveneens voor een behoorlijke ledenaanwas. Nu zijn er tussen de acht- en negenhonderd leden en is er naast voetbal en handbal ook volleybal en zaalvoetbal.”

Wat is u nog het meest bijgebleven van al die jaren dat u bij KDO betrokken bent?
“We zijn voor het eerst in 1959/1960 kampioen geworden met het eerst elftal. Dat heeft een behoorlijke indruk op me gemaakt. Toen was, volgens mij, Giel Wahlen nog voorzitter, hij woonde aan de Drechtdijk. Daar hebben we ons toen verkleed en vervolgens zijn we in optocht onder begeleiding van muziek naar het voetbalveld gegaan. De openingen van de kleedkamers, de kleine en de grote sporthal en uiteindelijk de nieuwe kantine in 1982 heb ik eveneens meegemaakt en zulke bijzondere dingen onthoud je natuurlijk wel. Het enige dat ik gemist heb, is de oprichting, maar toen mocht ik vanwege mijn leeftijd nog geen lid worden.”

Bent u nog actief bij de vereniging of heeft u er een punt achter gezet?
“Ik ben nu nog altijd bij de Groengroep betrokken. Wij verzorgen het onderhoud van het groen op het sportpark, de kleine onderhoudsklussen aan bestrating en dergelijke. Ik ben twaalf jaar penningmeester bij de jeugdcommissie geweest. In 1969/1970 ben ik algemeen bestuurslid geworden bij het hoofdbestuur. Er is toen eens een uitspraak geweest dat de oudsten zelf zouden moeten opstappen wanneer het mooi geweest was. Dat heb ik goed in mijn oren geknoopt en toen ik vijfenzestig was, heb ik mijn functie neergelegd. Datzelfde geldt voor de Kwakelse Veiling. Daar ben ik medewerker geworden toen de veiling net was opgericht. Ik ben nooit bestuurslid geweest, maar heb wel altijd geholpen. Na veertig jaar ben ik daarmee gestopt. Ik heb een prachtig aandenken ontvangen als dank voor mijn werk in die veertig jaar, daar ben ik erg blij mee. Soms help ik nog wel bij de Kwakelse Veiling; vorig jaar heb ik nog goederen weggebracht. Ik wil me nu niet meer vastleggen, al ben ik best bereid om bij eenmalige klussen te helpen. Elke zondag ga ik samen met mijn vrouw kijken bij het voetbal. Ook bij de uitwedstrijden. Dat doen we samen met een ander echtpaar, Gerard de Jong en zijn vrouw. We gaan al 40 jaar samen op pad en horen bij de vaste kern supporters van KDO. Bij die groep zijn ouderen maar eveneens jongere mensen. Mijn vrouw hielp vroeger, net als ik, bij de Sport- en Spelweekeinden en mijn zoon is voorzitter geweest van het Sport- en Spelgebeuren. Het helpen bij KDO is eigenlijk een familiegebeuren voor ons. Mijn jongste dochter is leidster geweest. Het idee voor de bingoavonden is destijds ontstaan tijdens een bestuursvergadering en het was oorspronkelijk bedoeld voor de bestuursleden en hun vrouwen. Dat is een jaar of 37 geleden. Inmiddels is die bingo uitgegroeid en wordt het nog altijd georganiseerd, maar nu zijn alle leden welkom. Ik ben nog altijd penningmeester van de bingoclub. Elke maand moeten er prijzen gekocht worden en er is een aardige ploeg mensen bij de bingoclub betrokken, onder wie mijn jongste dochter, schoondochter en enkele bekende Kwakelaars. Laatstgenoemden zijn ook bij veel andere verenigingen actief. Het is wel jammer dat je bij alle verenigingen steeds dezelfde mensen tegenkomt. De mensen die in de VUT zitten en gevraagd worden om ergens mee te helpen, hebben tegenwoordig vaak geen tijd. Men wil zich niet meer inzetten voor vrijwilligerswerk. Bij elke club kunnen ze mensen gebruiken en dat hoeft helemaal niet veel tijd te kosten, als er maar voldoende mensen bereid zijn om te helpen.”

Wie wilt u uitnodigen voor het volgende kettinggesprek en wat wilt u vragen?
“Ik wil graag Martin Bartels uitnodigen. Hij is scheidsrechter en doet dat al heel lang. Ik wil hem vragen hoe hij zichzelf kan motiveren in deze tijd, ondanks de agressie van spelers en publiek. Hoe gaat hij daarmee om?”

Bron: Witte Weekblad Foto: Vision Quest, Patrick Hesse.
Gedigitaliseerd door Corinne Hogenboom