Henny Kouw - 09 Juli 2015

De Kwakel - Henny Kouw en zijn vrouw Marga zijn eigenaar van het kleinste winkeltje van Amsterdam. Ze verkopen textiel en souvenirs. Hoewel hun huis nu te koop staat, willen ze De Kwakel nooit meer uit. Vorige kandidaat Rien van Egmond wil Henny vragen hoe hij heeft weten te integreren in De Kwakel en toch een ras-Amsterdammer is gebleven.

‘Mijn vrouw is een geboren Jordanese. Ik ben geboren in Amstelveen, maar mijn hart ligt in Amsterdam. We hebben elkaar leren kennen op de Herengracht. Daar werkte ik bij een ansichtkaarthandel en mijn vrouw bij een octrooibedrijf. Er waren rellen rondom ’t Vogelstruys. De oom van Marga was overleden, maar zij kon het pand niet uit. Zij belde mij en ik heb een cordon agenten geregeld om haar uit het gebied te halen. De volgende dag vroeg ze hoe ze me kon bedanken en ik zei: ga maar een keer met me uit. Een dag later zijn we gaan samenwonen. Volgend jaar zijn we 35 jaar getrouwd. We hebben eerst in Amsterdam gewoond. Toen zijn we in Amstelveen terechtgekomen. Ik hield duiven in een klein hokje. Mijn vrouw wilde een keramiekstudio opzetten en wij hadden een groothandel, dus we hadden meer ruimte nodig. Ik kende al wat mensen in De Kwakel. De saamhorigheid spreekt ons erg aan. Datzelfde gemeenschapsgevoel tref je ook aan in de Jordaan. We hebben twintig jaar in Amstelveen gewoond en ze wisten bij de bakker niet eens je naam. Ook het geven van bijnamen doen ze zowel in de Jordaan als in De Kwakel. Er zijn hier feesten voor jong en oud en er is respect voor elkaar. Ons huis is nu te groot, maar we gaan het dorp nooit meer uit.’

U rijdt elke dag op en neer naar Amsterdam?
‘Als ik het topje van de Westertoren zie, dan kom ik thuis. Ik ga graag naar mijn werk. Ik vertrek om acht uur en kom rond tien uur thuis. Dat deed ik zeven dagen per week. Sinds kort heb ik een dag vrij. Ik kom met zoveel nationaliteiten in contact. We krijgen vaak vreemde biljetten, die hebben we aan de muur gehangen. Dan kijken klanten of hun land erbij hangt en anders geven ze een biljet van hun land. We zitten aan de voet van de Westertoren. De rij van het Anne Frank huis komt langs onze stoep. Vanaf onze winkel duurt het nog 45 minuten tot de ingang. Ze staan bij ons in de schaduw en dan krijgen ze het koud, zelfs in de zomermaanden. Ze kopen handschoenen, sweaters en sokken. Soms vragen ze om beenwarmers, maar die heb ik niet, dan knippen ze de onderkant eraf. Het passen is heel komisch, want wij zijn het kleinste winkeltje van Amsterdam. Het is 1 meter 35 diep en 6 meter 97 breed. Er is zestig centimeter loopruimte. Er zit een goed systeem in de winkel, want anders word je knettergek. Ik moet alles blindelings kunnen pakken. Ik gebruik een stok om bijvoorbeeld de juiste maat sweater van de planken er precies uit te kunnen trekken.’

Hoe bent u eigenaar geworden van de kleinste winkel?
’25 jaar geleden was ik een groothandel in ansichtkaarten gestart. Op een gegeven moment mochten er bij de winkels geen zes maar slechts twee molens buiten staan. Dat scheelde ons zestig procent inkomen, dus we moesten iets erbij gaan verzinnen. Mijn vrouw droomde ervan een eigen winkel te beginnen. Het groeide uit tot een goedlopend souvenirwinkeltje aan de Westerkerk. In de winter was de winkel vier maanden dicht, omdat er dan geen klandizie was. Ik wilde er graag nog een winkeltje bij hebben. Dit pand zat vlak om de hoek. Er zat een kunstenares in, maar zij wilde stoppen en ze beloofde dat ik de winkel zou krijgen. Toen ik in december 2008 toevallig in de stad was, hoorde ik dat ze was overleden. Gelukkig wist haar vriend van onze afspraak, dus in februari 2009 was de winkel van ons. Vorig jaar hebben we de andere winkel moeten verkopen. Mijn vrouw moest aan haar voet worden geopereerd en kan niet meer zo lang staan. We hebben de beste artikelen meegenomen. Klompen en molens zullen altijd blijven bestaan. Sleutelhangers en magneten zijn goedkoop en kunnen ze makkelijk meenemen. Er zijn tijden geweest dat we amper een korreltje suiker op ons brood hadden, maar nu is het ontzettend druk. Afgelopen jaar zijn we maar een maand dicht geweest. Er is een grote toeloop van toeristen.’

Wat vindt u belangrijk als ondernemer?
‘Ik sta in dienst van de toeristen. Als ik zie dat een kind het koud heeft, krijgt het een maillotje mee. Of als een hele groep een sweater koopt en een meisje heeft net niet genoeg geld, dan geef ik hem voor minder mee. Maar als rijke mensen om korting vragen, laat ik me niet vermurwen. Ik geef niets om geld. Ik help graag mensen zonder winstbejag. Je kunt beter met een warme hand geven, dan met een koude hand.’

Hebben jullie nog tijd voor andere bezigheden?
‘We hebben elektrische fietsen gekocht, daar gaan we meer mee fietsen. Ik heb een veertig jaar oude Mercedes, waar ik af en toe een tourrit mee maak. Dat wil ik vaker gaan doen, lekker relaxed rijden. Ik heb leren pandoeren. Dat doe ik twee keer in de week.’

Wie wilt u als volgende kandidaat uitnodigen?
‘Martin Wezel. Hij heeft de jacht als hobby en wil honden opleiden tot jachthond. Ik wil hem vragen waarom hij begonnen is met deze opleiding?’

(Bron: 9-7-2015, Conny Vos voor het Witte Weekblad en Robert Joore - fotograaf)