Irma Rust - 11 januari 2018
Een goed ritme vinden
Irma Rust is moeder van drie kinderen, heeft twee honden, werkt fulltime, volgt een opleiding en geeft diverse sportlessen in Amstelhof. Vorige kandidaat Mireille Evers vraagt haar hoe ze alle ballen in de lucht houdt.
‘Een goed ritme vinden, dan gaat het gewoon. Zo druk hebben we het helemaal niet. Het is allemaal best te organiseren. Tegenwoordig kun je je boodschappen thuis laten bezorgen. We hebben afspraken gemaakt. Wie het eerst thuis is, moet de honden uitlaten en we zetten onze eigen spullen in de vaatwasser. Sporten wordt vaak snel afgezegd, maar dat doen wij niet. We vragen ons niet af, zullen we wel of niet gaan. Die gedachten komt niet bij ons op. Ook de kinderen twijfelen nooit. De onverwachte dingen geven stress. Zoals toen onze ouders ziek werden, dan moet je weer een nieuw ritme vinden. Maar juist de dingen in mijn ritme steunen me dan wel.’
Wat voor werk doe je?
‘Ik geef vier dagen in de week les op de Hogeschool Leiden op de opleiding HBO-V. Ik heb al in de jaren negentig de lerarenopleiding gedaan. Ik heb kennisoverdracht altijd leuk gevonden. Naast mijn werk als leidinggevende op de Intensive Care gaf ik een dag in de week les. Nu heb ik dat omgedraaid en werk ik een dag in de week op een specialistische afdeling. Voorheen gaf ik les aan gespecialiseerde verpleegkundigen. Zij hangen aan je lippen. Nu geef ik les aan adolescenten. Daar heb je meer geduld voor nodig. Als leerlingen hun huiswerk niet hebben voorbereid, krijgen ze drie kansen. Ik ben een strenge docent. Er is een tekort aan IC verpleegkundigen. Ik heb me drie jaar ingezet voor een verkorte opleiding voor goede studenten, maar het stuitte op veel weerstand. Er kwamen zoveel non-argumenten dat ik het heb moeten loslaten. Ik ben een doener. Onderweg zie ik wel welke afslagen je moet nemen. Na mijn opleiding heb ik meteen gesolliciteerd voor de IC. Dat is geen verkeerde keuze geweest. Ik ben daarin gegroeid door hoe ik ben. Ik wil altijd meer en wil niet loslaten. Ik heb in de praktijk moeten leren loslaten. Ik kan niet iedereen redden.’
Waarom werk je daarnaast nog in het ziekenhuis?
‘Ik draai nog een dienst per week om contact te houden met de patiënten. Ouderen moeten tegenwoordig langer thuis blijven. En zodra het kan, word je na een operatie naar huis gestuurd. De patiënten die nu in het ziekenhuis liggen, zijn the top of the bill. Het werk is zwaarder geworden en het personeel heeft het druk. Soms heb ik niet eens tijd om een boterham te eten. Hard werken vind ik niet erg, maar het moet wel bol te werken blijven.’
Waarom is sporten en bewegen zo belangrijk voor je?
‘Sporten is altijd mijn uitlaatklep geweest. Van jongs af aan heb ik sporten leuk gevonden. Ik schreef me altijd zelf in bij sportverenigingen. Toen we net in Uithoorn woonden, schreef ik in bij Qui Vive, want ik wilde op hockey, maar ik had net nieuwe spullen gekregen voor basketbal. Toen moest ik me weer gaan afmelden. Als er ijs lag, schaatsten we. Mijn vader was ook heel actief. Hij trainde met me voor de marathon. Mijn moeder sportte meer om gezond te blijven. Bewegen is het allerbelangrijkste. Mensen die bewegen herstellen beter. Al lig je aan de monitor, we gaan iemand zo snel mogelijk mobiliseren. Je hebt spierbeweging nodig voor je bloedcirculatie en je ademhaling. Stilstaand water rot.’
Welke lessen geef je?
‘Ik geef les in high-low shape, spinning, steps, Pilatus en yoga. Ik begin elke avond om zeven uur met een actieve les en geef daarna een rustige les. Een handjevol volgt allebei de lessen. Het is een goede combinatie.’
Heb je nog andere bezigheden?
‘Ik houd van lezen. Als ik lees, ben ik out. Verder blijf ik graag leren. Op sportgebied wil ik alle certificaten blijven halen. Als verpleegkundige wil ik op de hoogte blijven. En als docent volg ik een master ‘Leren innoveren’. Dat is pittig en daar moet ik weer een ritme in zoeken. Het gaat niet altijd om het certificaat. Ik leer onderweg al zoveel wat ik kan toepassen. Maar als ik het volbreng is het wel weer de kers op de slagroomtaart.’
Je hebt drie kinderen?
‘Querijn is tweeëntwintig. Hij studeert in Leiden, maar komt twee keer per week thuis om te sporten bij KDO. Thijmen is achttien. Hij doet aan paardrijden en atletiek. Hij heeft met het Nederlands kampioenschap jeugd meegelopen. Rozemarijn is dertien. Zij zit op paardrijden en op handbal. Zij speelt in de jeugddivisie.’
Wie wil je als volgende kandidaat uitnodigen?
‘Mijn man Ge en onze buurman Simon Versteeg. Ze zijn allebei coach van een handbalteam. Er is een tekort aan coachen en bestuursleden. Zij geven veel complimenten en boeken goede vooruitgang. Zo maak je bewegen leuk. Mijn vraag aan hen is hoe doen ze dat?
(Bron: 11-1-2018, Conny Vos voor het Witte Weekblad en Robert Joore - fotograaf)