Joost Klootwijk - 11 Juni 2015
De Kwakel - Joost Klootwijk zit vol verhalen. Boeiend vertelt hij over zijn zoektocht naar overlevenden en nabestaanden van bommenwerpers die in de Tweede Wereldoorlog in de Haarlemmermeer neerstortten. Hij maakte er zijn levenswerk van om alle informatie te achterhalen en documenteerde alle gegevens gedetailleerd. Hierdoor kwam hij in aanraking met het Luchtoorlog- en verzetsmuseum CRASH. Vorige kandidaat Piet Rewijk wil hem vragen wat de aanleiding is geweest om het museum op te richten en of het nog leeft bij de nieuwe generatie.
‘Ik ben altijd al gek geweest van vliegtuigen. Oorspronkelijk kom ik uit Nieuw-Vennep. Toen ik elf jaar was, stortte er een paar kilometer van mijn huis een bommenwerper neer. De moeder van een klasgenootje kwam daarbij om het leven. Dat maakte veel indruk op me. De meeste mensen hadden het vooral over het materiaal, maar ik vroeg me af hoe het met de bemanning was afgelopen. Ik ontdekte dat het een Lancaster bommenwerper was, daar zaten zeven Engelse bemanningsleden in. Ik ben met overlevenden van de oorlog gaan praten. Van ooggetuigen kreeg ik over elf bemanningsleden te horen. Dat kon ik eerst niet rijmen. Ik kwam erachter dat twee mannen waren overleden en dat er vijf overlevenden waren. Via de Royal Air Force Association kwam ik in contact met een militaire attachee van de Britse ambassade. Hij raadde mij aan vijf brieven te schrijven, dan zou hij ze doorsturen. Van allemaal heb ik een brief teruggekregen met hun verhaal. Twee van de mannen zijn op bezoek geweest. We hebben verschillende plaatsen bezocht, zoals de plek waar de moeder van mijn klasgenootje was omgekomen, dat was heel emotioneel. Over dit verhaal heb ik een boekje geschreven, dat op verzoek ook in het Engels is vertaald.’
Hoe konden het dan elf bemanningsleden geweest zijn?
‘Dat leek tegenstrijdig, maar het was een ander verhaal. Het bleek om een ander toestel te gaan. Deze man liep in de Haarlemmermeer, maar hij was uit een toestel gesprongen dat was neergestort in Mijdrecht. Ook met hem heb ik contact gehad. Ik had de burgemeester van Birmingham aangeschreven, die had een oproep in de krant geplaatst en de man reageerde. Tot aan zijn dood heb ik met hem gecorrespondeerd.’
Waarom bent u hier zo in geïnteresseerd?
‘Er zijn in Nederland naar schattig zevenduizend toestellen neergestort. Ik heb me beperkt tot de Haarlemmermeer en wat daar indirect mee te maken heeft. Ik heb er in de Haarlemmermeer vijfentwintig kunnen terugvinden. Ik wil vastleggen wat er gebeurd is, voordat de mensen die het meegemaakt hebben er niet meer zijn. Ik wil de verhalen van ooggetuigen tegenover de verhalen van de betrokken vliegers zetten. De vliegers en de nabestaanden weten zelf niet eens het hele verhaal. Ik wil het hele verhaal rond krijgen. Ik heb alles gedetailleerd in verslagen, tekeningen en kaarten vastgelegd. Misschien dat iemand daar later wat mee wil.’
Hoe bent u bij het CRASH museum terechtgekomen?
‘In Badhoevedorp was in de oorlog een bommenwerper neergestort. Henk Rebel, de oprichter van het museum, wilde daarvan de wrakstukken, maar het was tuinbouwgebied. Pas omstreeks 1985 toen er woningen zouden komen, kreeg hij toestemming om ze op te graven. Hij had ook een toestel uit Portengen en wilde ze graag tentoonstellen. Zo is het CRASH-museum ontstaan. Ik wilde eerst liever zelfstandig blijven, maar het leek me toch goed om onze krachten te bundelen. Ik was bij de opening van het museum in 1987. De eerste jaren zaten we in een koetshuis in Abbenes. Daar hebben we een jaar of elf gezeten. Daarna hebben we een mooie loods in Lisserbroek gevonden. Maar dat gebied werd opgekocht door een projectontwikkelaar, dus daar moesten we binnen vijf jaar weg. Toen kwam de gemeente met het aanbod dat we in Fort Aalsmeer mochten, daar zijn we in 2008 terechtgekomen.’
Leeft het onderwerp nog bij de nieuwe generatie?
‘Een van onze vrijwilligers kwam bij ons toen hij zeventien jaar was en hij loopt er nu nog. Er komen scholen op bezoek die het serieus voorbereiden. Soms stellen jongeren goede vragen, dat ik denk, hoe kom je daarbij. Maar het leeft niet in dezelfde mate als bij de ouderen die zelf herinneringen aan de oorlog hebben.’
Bent u nog erg druk met deze hobby?
‘Ik heb het dertig jaar gedaan. Ik heb ruim 250 brieven geschreven in verband met de onderzoeken. Ik was enkele avonden per week op stap. Maar ik ben op een leeftijd gekomen, dat ik het een beetje rustiger aan moet doen. Op zaterdagmiddag ben ik nog wel in het museum. Ik ben een van de oudsten. We kunnen nog wel meer vrijwilligers gebruiken, vooral voor de rondleidingen.’
Wat voor werk heeft u gedaan?
‘Ik heb 42 jaar bij de technische dienst van de KLM gewerkt. Het was leuk werk. Ik heb veel in het buitenland gezeten. Bijvoorbeeld als er een kist van de baan gelopen was, moest ik het met een groep technici weer vliegend maken. Een keer werd ik om één uur gebeld dat er om drie uur een vliegtuig naar Jakarta zou vertrekken en dat ik daarin moest zitten om een toestel te repareren. De KLM organiseerde ook vaak uitstapjes. Dan ging ik met mijn vrouw samen. We hebben zoveel over de wereld gevlogen. Ik moet er nu niet meer aan denken.’
Wie wilt u als volgende kandidaat uitnodigen?
‘Annemieke Verheij. Zij maakt foto’s van De Kwakel. Ik wil haar vragen wat ze met die foto’s gaat doen?’
(Bron: 11-6-2015, Conny Vos voor het Witte Weekblad en Robert Joore - fotograaf)