Niek Verhoef - 11 maart 1998
De Kwakel – De vraag van de heer Klijn is eigenlijk een grapje en Niek Verhoef, die Willem Klijn vrij goed kent, geeft dan ook als antwoord: “Ik ben te klein en kom niet boven het stuur uit!”
Hij vervolgt: ”Ik snap die vraag wel want ik ken Willem Klijn behoorlijk goed. Ik heb nu ongeveer 28 jaar mijn rijbewijs en had tot mijn vijfenveertigste nog nooit auto gereden. In die tijd heb ik twee kleine aanrijdingen gehad waarvan een buiten mijn schuld. Dus het valt best mee”.
“Maar ik verzorg wel al tien jaar lang de jaarlijkse vakantieweek voor De Bond Voor Ouderen. Voor Stichting De Zonnebloem heb ik dat ook regelmatig gedaan. Voor hen organiseerde ik dan dagtochten voor zieke of gehandicapte mensen. Deze tiende keer gaan we met de BVO naar Vledder. Zelf kan ik vanwege mijn handicap niet meer doen dan het organiseren van zo’n tripje. Het organiseren zit mij echt ik het bloed, net als het verkopen. Het maakt niet uit wat het is, verkocht zal het worden. Het vreemde is dat ik het nooit zo druk had toen ik werkte en nadat ik ben afgekeurd, kreeg ik het steeds drukker. Met van alles en nog wat en dat is nu nog zo”.
U doet veel vrijwilligerswerk onder andere voor Stichting De Zonnebloem. Voor welke verenigingen zet u zich nog meer in?
“Ik ben al elf jaar penningmeester bij De Katholieke Bond Voor Ouderen in De Kwakel. Ik doe ook de ledenwerving en administratie. Voor de Kwakelse veiling zorg ik altijd dat de catalogus vol komt met advertenties en ik verkoop wel eens loten voor verschillende doelen. Ik was een jaar of 28 en toen moesten er leden geworven worden bij de KLM. Voor de vakbeweging. Ik werd kampioen van Nederland en had de meeste leden. Toen kreeg ik een weekje vakantie aangeboden en dat was hartstikke leuk. Dat was in 1955 en ik weet nog dat we 25 gulden zakgeld kregen en toentertijd kostte een ijsje een dubbeltje. We hadden geld over toen de week om was. Daarna las ik in een krant dat ze een verzekeringsagent zochten in deze regio en toen heb ik me aangeboden. Op de een of andere manier kan ik de mensen overtuigen en in mijn werk als verzekeringsagent was dat natuurlijk wel nodig. Ik sta ook altijd achter hetgeen ik probeer te verkopen. Vanaf de eerste dag ging het lopen. Ik had er geen verstand van maar het ging hartstikke goed. Nadat ik was afgekeurd kwam ik bij De Zonnebloem terecht en zij wilden graag leden. In een half uur schreef ik er honderd op. Je moet gewoon niet verlegen zijn als je iets aan de man wilt brengen. Toen De Zonnebloem veertig jaar bestond hadden ze een grote loterij georganiseerd en de loten kosten toen vijftig gulden per stuk. Ik had de meeste van Nederland verkocht, 275 stuks en dat terwijl niemand er veel vertrouwen in had omdat ze zo duur waren. Loten voor de braderie hier verkoop ik ook, maar alleen hele boekjes. En iedereen kent me hier en dat scheelt ook. Verder doe ik het een en ander voor de bridgeclub en daar ben ik tevens mede-oprichter van. Dan heb ik natuurlijk de vakantieweek nog en op dinsdagmiddag de soos. Daarnaast houd ik me bezig met de gehandicapten hier in De Kwakel en met name help ik hen mee bij de aanpassingen van woningen en dat soort dingen. Dat probeer ik dan te regelen voor hen. Het is zo gek nog niet of ik ga er achteraan. En als mensen ermee geholpen zijn dan geeft het mij een goed gevoel. Ik doe natuurlijk niet alles alleen”.
Waarom vindt u dat verenigingswerk zo leuk?
“Toen ik 23 was, was ik al secretaris van de Katholieke Arbeidersvereniging. Ik heb altijd dat soort dingen gedaan. Het zit gewoon in mijn bloed denk ik. Ik sta open voor de mening van anderen en geef ook wel eens advies als het mijns inziens beter zou kunnen. Ik heb er gewoon lol in om dingen te organiseren. Mijn lijfspreuk is “nooit ophouden, altijd doorgaan”en zo is het gewoon, ik ben een geboren optimist. Langzamerhand ben ik lid van een vereniging geworden en ik kreeg dan een klusje. Die klusjes stapelden zich op, want het zijn nu eenmaal altijd dezelfde mensen die zich inzetten, maar ik vind het leuk om te doen. Ik lees ook graag maar ik doe liever iets zinnings met mijn tijd. Als het echt niet meer gaat dan stop ik ermee. Zolang het nog kan ga ik ermee door”.
U schijnt vrij goed te kunnen bridgen. Heeft u nog meer leuke of interessante hobby’s?
“Het bridgen is heel leuk. Mijn broer is leraar en ik speel nu in de A-groep. Zo goed kan ik het nu ook weer niet hoor. Bridgen is een sport en in een sport moet je lol hebben vind ik en dat heb ik in mijn geval met bridge. Elk spel verloopt weer anders en dat is het spannende ervan. We spelen ook wedstrijden, clubcompetitie en mijn zoon is al een paar keer kampioen geweest. Als ik tegen hem speel vind ik het heerlijk als hij verliest. Voor de wedstrijden van de club schrijf ik de lijsten en deel de groepen in. Verder kijk ik graag voetbal op televisie; naar het stadion gaan is er voor mij niet meer bij, helaas. En ik lees graag en soms wil ik wel eens wat schrijven voor mijn eigen plezier. Jaren geleden, ik meen in 1971, heeft er een verhaal van mij in de Margriet gestaan. Ik verdiende daar toen een tientje mee. Het verhaal heette de droom die bijna waar werd. Ik beschreef daarin een waar gebeurd verhaal uit de tijd dat ik een jaar of tien was. Er staat niet ver van mijn huis vandaan een groot wit huis en in die tijd woonde daar een oude rentenier met zijn pleegdochter. Mijn moeder ging altijd op nieuwjaarsdag bij die man langs en ik durfde niet met haar mee over het bruggetje naar het huis. Ik merkte toen al het verschil tussen rijke en arme mensen. In 1948 liep ik weer langs het huis en zei tegen mijn vrouw dat als ik ooit een huis zou kopen dan kocht ik dat huis. Later hoorde ik dat het huis te koop stond en toen heb ik het inderdaad gekocht. Helaas kwam mijn moeder nooit meer op nieuwjaarsdag over het bruggetje lopen. Dat had ik zo graag gezien. Vandaar dat de droom bijna waarheid werd en niet helemaal”.
“Ik heb nooit doorgeleerd, wij moesten meteen gaan werken, maar een lerares van de lagere school vertelde mij toen ik al veertig jaar van school was, dat ik altijd goede opstellen schreef. Dat deed me wel wat. Ik had wel kunnen doorleren maar toen ging dat niet en ik heb er nooit spijt van gehad. Mijn broer kan heel goed leren en hij heeft met het volgen van avondcursussen veel bereikt. Maar verkopen kan hij niet, daar is hij veel te verlegen voor”.
U bent zelf gehandicapt. Dat is een van de redenen dat de heer Klijn u zo bewondert. Vindt u dat uw handicap u erg veel beperkingen oplegt?
“Het legt me natuurlijk wel beperkingen op, ik loop bijvoorbeeld met krukken naar mijn auto toe. Maar het vervelendste is de pijn die ik heb. Al twaalf jaar lang krijg ik tweemaal per week fysiotherapie en dat helpt wel een beetje. Als ik dat niet zou doen wordt het helemaal niks. En als ik veel pijn heb denk ik altijd aan het moment dat het weer beter met me gaat. Sommige mensen zijn er nog veel erger aan toe dan ik. Ik zit nooit in de put en ik zeur ook niet snel. Dat heeft toch geen enkele zin”.
Wie wilt u uitnodigen voor het volgende Kettinggesprek en wat wilt u die persoon vragen?
“Ik zou graag de heer Piet van Os willen uitnodigen. Hij is een rozenkweker en voorzitter geweest van de Land en Tuinbouwbond, LTB in De Kwakel. Piet van Os is een hele actieve man en hij heeft vroeger in het Westland gewoond en gewerkt. Ik wil hem vragen of er veel verschil is tussen het wonen en werken hier, in De Kwakel en het wonen en werken in het Westland”.
Niek Verhoef blijft positief in het leven staan.