1593 - Pastoor van de Kwakel zou nimmer een katholiek van Uithoorn hebben geholpen
Het zat de inspecteur der kerken niet mee in 1593. Bewoners van deze streek weigerden hem met de roeiboot over te varen, zodat zijn bezoek aan de kerk te Kudelstaart ernstige vertraging opliep. In de strijd die de protestantse overheid met het katholicisme aanbond, moest de eerstgenoemde partij dikwijls het onderspit delven. In 1635 slaagde men er niet in een uit Aalsmeer gekomen priester te arresteren, omdat een grote menigte de deurwaarder de weg naar de Kwakelse kerk versperde.
"ze komen er saam bij schoonen lichten dage in sulcken getale dat de wegen met heyrlegers van menschen schynen beslagen te wesen ende wateren bedeckt met een overgroot getal schuyten", schrijft de deurwaarder in zijn verslag. Hij ziet honderden mensen op de smalle dijk voor zich, zodat zijn missie teloor gaat. Het jongste nummer van De Lange Brug, het orgaan van de Stichting Oud Uithoorn/De Kwakel, haalt deze geschiedenis nog eens boven water. De Kwakel, De Hoef en Kudelstaart zijn hardnekkig katholiek gebleven in de eeuwen dat de roomsen behoorlijk werden tegengewerkt door de protestantse overheid.
Dat het tussen de katholieken onderling ook niet altijd boterde, en pastoors zelfs met elkaar in de clinch lagen, blijkt eveneens uit het artikel van de hand van drs. P.J.J.M. van Wees. Maar daarover later.
De schout van het gerecht Uithoorn en Kudelstaart kon en wilde zich niet bemoeien met de ‘drift’ van de deurwaarder, gericht tegen de katholieken. Op zijn grondgebied stond het kerkje toen niet en waarom zou hij ook? Als hij de gelovigen op zondagochtend dwars zat, kon hij op hun tegenwerking rekenen tijdens doordeweekse dagen. Bovendien: het is zo goed als zeker dat de schout in die dagen door de "pausgezinden" betaald werd - vaak royaal - om maar niets te zien. En óók: bij het dagelijks bestuur van het gerecht had hij de rooms-katholieke welgestelden nodig. In de eeuwen dat de kerk van Rome werd tegengewerkt, was meer dan eens een schepen rooms-katholiek.
Niet alleen in De Kwakel ontstond al vroeg een “statie” of parochie, met een eigen pastoor. Ook in De Hoef vestigde zich een "mispaep', waarover de predikant van Mijdrecht buitengewoon ontevreden was. Waarom ontstonden juist staties in De Hoef en De Kwakel (en Kudelstaart)? Er zijn meerdere verklaringen mogelijk. Allereerst bleef De Kwakel, ondanks alle hervormingsarbeid, rooms. Vooral de missionarissen vanuit Haarlem droegen daartoe bij. Wat De Hoef betreft kan de stichting van een statie aldaar veroorzaakt zijn door de als ideaal beschouwde afgelegenheid van dit oord aan de Kromme Mijdrecht. het ligt ongeveer even ver van Mijdrecht af als van Zevenhoven, hemelsbreed op eenzelfde afstand vanaf Nes aan de Amstel als van Woerdense Verlaat. Via vele waterwegen kon je gemakkelijk De Hoef bereiken, Aan de andere kant, bij onraad - een naderende schout komend over de dijkweg - was men snel vertrokken.
Volgens hun eigen zeggen strekte de statie De Kwakel zich in de eerste helft van de achttiende eeuw uit tot de woningen van het minder welvarende Uithoorn. In de loop van de eeuw kwam de klad in de zielzorg. Daaraan zou met name pastoor Nicolaas van Loon (1745-1763) schuld hebben gehad:
door verwaarlozing van zijn plichten hadden nogal wat Uithoornse gelovigen de weg gevonden naar De Hoef, alwaar pastoor Everardus Cauwelaar hen met open armen opwachtte. Toch zal dat niet de enige reden zijn geweest voor de katholieken te kerken in het schuilkerkje aan de Kromme Mijdrecht. Hoogstwaarschijnlijk werd de weg naar De Kwakel te beroerd: de Boterdijk was zeer slecht begaanbaar geworden. Liever nam men de trekschuit rIchting De Hoef.
Pastoor Cauwelaar was een man die zijn zielzorgelijke taak niet al te beperkt opvatte: tot over de parochiegrenzen begaf hij zich en wie bij hem kwam kon rekenen op steun. Onenigheid met collega's hierover nam hij op de koop toe. Toen hij woorden kreeg met de pastoor van De Kwakel verwees hij naar voorvallen uit de ambtsperioden van zijn voorgangers. Huwelijken van Uithoornnaars waren gesloten in De Hoef en bovendien...Cauwelaar kende in 1765 drie Kwakelse katholieken die zich absoluut niet konden herinneren dat de Kwakelse pastoor ooit een katholiek van Uithoorn had geholpen. Deze drie waren ver voor 1700 geboren.
Om de kwestie rond de Uithoornse gelovigen voor eens en voor altijd uit de wereld te helpen, zocht Cauwelaar via de aartspriester te Utrecht contact met het bestuur van de Hollandse Zending te Brussel. De kwestie sleepte zich jarenlang voort. Wat aan correspondentie bewaard bleef, belicht slechts één kant van de zaak. Praktisch alle brieven van en naar de pastoor te De Kwakel zijn verloren gegaan. Toch meent Van Wees zich in De Lange Brug aan een voorzichtige reconstructie te kunnen wagen. Twee aartspriesters kwamen ter plekke om de situatie in ogenschouw te nemen en noteerden een rijtje voors en tegens uit de monden van de Hoefse en Kwakelse pastoors. In 1766 legde de pastoor van De Kwakel zich bij zijn verlies neer. Echter alleen voor zolang Cauwelaar zou blijven leven.
Er bleef veel jaloersheid in De Kwakel, en er bleek uiteindelijk weinig opheldering te zijn gekomen in de zaak. Op 31 augustus 1766 doopte de pastoor van De Kwakel tegen uitdrukkelijk verbod van zijn Hoefse collega een kind in Uithoorn. De aartspriester te Utrecht zegde hem een terechtwijzing toe als het nog eens gebeurde. Hij - er was een nieuwe aartspriester aangesteld - hield zich afzijdig van het vaststellen van parochiegrenzen. De nuntius te Brussel en ook Rome heeft nimmer de uitspraak gedaan, dat de Uithoornse katholieken bij De Hoef zouden horen. De aartspriester zou de zaak onderzoeken, als Cauwelaar overleden is, liet hij De Hoef weten.
Dat neemt de kerkmeester van De Hoef niet. Hij - de belangrijkste leek-schreef een brief op poten naar de aartspriester, waarin hij dreigt naar de wereldlijke rechter te stappen, als er opnieuw “een dispuut moet worden gevoerd over de grenzen die voor De Hoef rechtmatig zijn vastgesteld.” Frans Vermeij was het beu: jarenlang werkte hij nu al voor de kerk en altijd maar datzelfde gezeur. Kerkmeester en opperarmmeester was hij, een man in goeden doen, die ontzettend veel over had voor zijn pastoor. Het einde van het geschil hebben zij niet beleefd. Cauwelaar werd opgevolgd door de vroegere kapelaan Matthias Herfkens, die dankzij zijn Hoefs verleden wist van het geschil met De Kwakel.
Armenzorg
Dat kwam hem van pas, want de nieuwe pastoor van De Kwakel, Van Weerd, ondernam actie. Hij verzocht Gedeputeerde Staten Uithoorn aan De Kwakelse statie toe te wijzen, nu ook het Uithoornse gerecht had besloten vier wezen van het overleden echtpaar Leendert Broere, woonachtig geweest 'onder den Uythoorn' te beschouwen als vallend onder de Kwakelse armenzorg. Van Weerd droeg nog een rijtje argumenten aan en Gedeputeerde Staten stelden dit keer De Kwakel in het gelijk.
Nu was het De Hoef dat zich er niet bij neer wenste te leggen. Pastoor Herfkens vroeg in 1774 Gedeputeerde Staten officieel toestemming de kerk te verplaatsen naar Uithoorn: bij de brug over de Amstel onder het gerecht van Mijdrecht. Als dat niet mogelijk was, dan een "convenante plaats" onder het gerecht Uithoom of Thamen. Dus: óf in Amstelhoek óf in de Schans.
Het plan werd afgewezen, omdat De Kwakel meende door deze "wending over een andere boeg" van De Hoef geheel geruïneerd te worden. En ook de doopsgezinden in de Mennonietenbuurt protesteerden tegen de plannen. Het meningsverschil loste zich uiteindelijk vanzelf op toen Gedeputeerde Staten van Utrecht het besluit namen dat iedere katholiek tot de kerk behoorde waar hij zijn godsdienst beoefende. Op grond van deze verordening besloot Herfkens in 1777 de zaak van de verplaatsing wederom aanhangig te maken. Toen in 1781 een grote brand praktisch het gehele dorp Uithoom in as legde, werd letterlijk ruimte geschapen voor een kerkgebouw in de Schans. Gedeputeerde Staten gaven hun fiat en de katholieke kerk kwam er. Ondanks de hartstochtelijke protesten die de hervormden onder leiding van hun predikant tegen de bouw lieten klinken.
Brandpunt
Behalve de ruime aandacht die er aan het dorp De Kwakel en de verwikkelingen rond de Uithoomse katholieken in De Lange Brug besteed wordt, staat ook de schilder Johannes Voorhout in het brandpunt van de belangstelling. Onder de kop "Een vergeten Uithoornaar" wordt ingegaan op het leven en werken van deze schilder, die volgens de bekende biografen in 1707 geboren zou zijn in Uithoom. Tenslotte wordt uitvoerig ingegaan op de geschiedenis van de R-K jongensschool in het oude dorp. Herinneringen komen weer tot leven, geïllustreerd met feitenmateriaal, bouwtekeningen en veel oude foto's.
Bron: Collectie André Winter.
De Lange Brug, tiende jaargang nummer vier
Stichting Oud Uithoom/De Kwakel
Kranten artikel ? jaar en Bron