1968 - De Schuit van Jan Oliebol

Jan Oliebol was een kermisreiziger die altijd lang in De Kwakel en aan De Amstel verbleef. Weken voor De Kwakelse kermis meerde de schuit aan bij de steiger van Leen Koeleman aan de Amstel. Op die schuit bevond zich naast Jan altijd zijn moeder, in onze ogen was die al dik tachtig, wat ze waarschijnlijk niet was. Jan ging vaak een borrel halen bij het Café van Gerrit van Rijn aan de Vrouwenakker en bij "Ons Huis" in het weekend voor zijn verzetje.

Op een winderige dag in augustus sloeg de schuit los van de steiger en dreef naar het midden van De Amstel. Jan was er niet en moeders stond moederziel alleen om hulp te roepen met haar handen omhoog. De hulp kwam van de Amstelbewoners, en zij legden de schuit weer vast. De pispot werd altijd uit het raam geleegd richting Amstel, vandaar al die drolbaarzen die lagen te drijven tijdens het zwemmen.

Na weken aan De Amstel te hebben gelegen ging de schuit richting Jan Ploegensluis.

Jan (Priem) Winter, de sluiswachter, schutte de schuit op het waterniveau van de polder en Jan Oliebol ging richting Ringvaart. Bij de "loswal" aan de Ringdijk vond hij zijn vaste stekkie.

Als de schoolbel ging tussen de middag of aan het eind van de schooldag, rende je naar de dijk om te kijken of hij er al was. Als Jan kwam begon voor ons kinderen de kermis. 's Zaterdags werd de "Malle Jan" (een houten kar op hoge wielen) van timmerman van Egmond gehaald. De kinderen waren dan vrij van school en hielpen Jan met uitladen uit het ruim en op de kar leggen van de houten palen en schotten van de oliebollenkraam. Jan duwde de kar met de kinderen door het dorp in optocht naar het kermisterrein van Jan van Doorn. De eerste kraam op het terrein was altijd van Jan, ruim voor de kermis begon, stond hij al rechts vooraan naast de draaimolen.

Wij als kinderen hielpen altijd met sjouwen en opbouwen van de kraam en als beloning kreeg je een zak oliebollen met de kermis. Hij wist precies welke jongens er mee hadden geholpen.

De oliebollen stonden bekend als overheerlijk, het recept hield hij altijd geheim. Ik denk dat het een mengeling was van haarvet, zweetdruppels en as van zijn sigarettenpeuk. Moeder Oliebol stond ook in de kraam met haar wrat en d'r haar in een knotje. Af en toe prikte moeder als ze jeuk had, met haar vork in d'r haar en daarna weer in de oliebollen. Als jongens onder elkaar vertelde je aan de meisjes dat die wratten van moeder ook in de oliebollen zaten, maar dat waren natuurlijk krenten en rozijnen. De meiden gillen natuurlijk.

Een prachtige tijd, al had de Keuringsdienst van Waren er niet altijd zicht op, over de oliebollen hadden wij niets te klagen, die waren super heerlijk. De dochters van Jan van Doorn (Jzn) hielpen mee om de oliebollen te verkopen als zakcentje.

Voor mijn tijd hoorde ik van oud Kwakelaars, dat de schuit helemaal naar de sloot van Jan van Doorn voer en bij "Ons Huis" lag. Jan was natuurlijk een trouwe klant van To en Jo, hij lustte graag een borrel. Zijn verdiende geld ging in de weken na de kermis voor een deel daar aan op. Na de kermis voer de schuit weer richting Amstel, waar hij bleef liggen tot eind september. De Kwakel was namelijk de laatste kermis voor het Leids ontzet op 2 oktober. Jan wachtte zo lang tot hij daar weer bij het feest in Leiden zijn kraam kon opbouwen.

Jarenlang was dit een attractie en iedere Kwakelaar herkende op de laatste braderie de foto van de overbekende schuit en nu is mijn verhaal bijna uit. Daar hoorde ik voor het eerst van mijn leven zijn echte naam, namelijk Jan Steenkamp.

Hier breng je mijn hoofd niet mee op hol, voor mij blijft hij gewoon Jan Oliebol.

Andere tijden door Dirk Plasmeijer (2006)