1894 - Allerlei Reens met zijn horde te Kwakel.
Ze gingen gisteren-ochtend, ongeveer honderd man sterk, den Amsteldijk op. Ze droegen een stok met een bloedkleurige lap er aan, welk ding men “de roode vlag” noemt. Ze moesten langs de Zwarte Kat, Nes en Uithoorn naar De Kwakel. Daar had een ongelukkige, het slachtoffer van een gedwongen verkoop, een noodkreet uitgestooten en in zijn benarde positie den koffiehuishouder uit de Nieuwstraat te Amsterdam te hulp geroepen.
Klokke half twee kwam Reens met zijn carbonjers op de plaats des ….. onheils. Ja, des onheils. Want de kwakelsche boeren zijn nu eenmaal van geen amsterdamsche socialen gediend, en zoo stonden ze gisteren dan ook klaar met knuppels en andere oud-germaansche klopwerktuigen. Toen er ongeveer drie voorwerpen aan den man waren gebracht, volgens het systeem-Reens begon het lieve leventje.
Er werd getwist, gescholden, gestompt, geslagen, gevochten. De boeren ranselden er op los, dat er de stukken bij neervlogen. De mannen van Reens vluchtten waarheen zij konden en Reens zelf moest een schuilplaats zoeken binnenshuis. Met den verkoop doorgaan, bleek onmogelijk. Retireeren was het consigne. Maar jawel!
“Kom er eens uit als je ’t hart hebt, jij dit en dat!” riépen de kwakelsche boeren en alleen het optreden van den burgemeester kon Reens beschermen tegen de losgebarsten woede. De mannetjes verzamelden zich intusschen zoo goed en zoo kwaad als ‘t ging weer om hun aanvoerder en….. was daarmee de “poerem” uit? Volstrekt niet. Nu voegden zich de kwakelsche boeren bij den stoet en verving de nederlandsche driekleur (door) de roode lap, die men den socialen reeds spoedig afhandig had gemaakt. Van het plan om te Uithoorn de reis naar Amsterdam per boot voort te zetten, moest worden afgezien, want de nijdige kwakelsche boeren wilden het alweer niet. Deze gingen zelfs zoover, dat zij Bos, die pas – zooals de bredasche volksmond zou zeggen – onder de “perreplu” vandaan was gekomen – met eenige zijner vrienden te water drongen.
Gelukkig werden zij weer spoedig op het droge gebracht. Na een allerhartelijkst afscheid te hebben genomen in de meest roerende bewoordingen, scheidden de kwakelsche boeren van de amsterdamsche socialen en gingen ieder huns weegs, van de laatsten meerderen met bebloede koppen. De propaganda-tocht – waartoe diende anders die roode vlag? – moet aan de “anarchistisch willenden” uitstekend bevallen zijn.
Bron: godsdienstig-staatkundig dagblad 18-10-1894