1932 - Postbode verdacht van Brandstichting Cafe Kroone.

Opzettelijke brandstichting: Voor de rechtbank te Amsterdam stond gisteren terecht de 45-jarige postbode P. de K. uit Uithoorn, thans gedetineerd, verdacht van brandstichting en uitlokking daarvan. Van de zijde van het. O.M. waren 31 getuigen gedagvaard: de verdediger mr. Braunberger had 15 getuigen à décharge doen oproepen.

Volgens de dagvaarding was verdachte een viertal feiten ten laste gelegd. De man, eigenaar van een café in de gemeente Uithoorn, zou in Juli 1928 te Kwakel, Gemeente Uithoorn, tezamen en in vereeniging opzettelijk band hebben gesticht om zich de verzekeringspenningen toe te eigenen. Subsidiair, was ten laste gelegd, dat hij Van V. had uitgelokt dezen brand te stichten. Hij zou dezen daarvoor honderd gulden hebben beloofd.

In de tweede plaats werd verdachte er van beschuldigd dat hij in de jaren 1929 en 1930 verschillende malen de Caféhoudster had trachten te bewegen brand te stichten in het door haar bewoonde en aan verdachte toebehorende café. De vrouw ging echter niet op de voorstellen van verdachte in.

Ten derde zou verdachte in den nacht van 5 op 6 Juli 1930 zelf in het café brand hebben gesticht waardoor het geheele café afbrandde. Door den brand was gevaar ontstaan voor de bewoners, de familie Kroone. Subsidiair was hier ten laste gelegd dat verdachte een tweetal personen had uitgelokt den brand te stichten. Tenslotte zou verdachte de vrouw van zijn compagnon hebben aangezet tot brandstichting in een perceel aan den Amsteldijk.

Een aantal getuigen werd gehoord, waarna de zitting werd geschorst tot a.s. maandag. Dan zullen nog dertig getuigen voor het hekje moeten komen.

Maandag 19 april 1932:
De rechtbank te Amsterdam zette gisteren de behandeling voort van de strafzaak tegen den postbode-bloembollenhandelaar P. de K. te Uithoorn.

De man wordt, zoals men weet, er van verdacht brand te hebben gesticht of deze brandstichting te hebben uitgelokt in een café te De Kwakel, gemeente Uithoorn.
Het café was verd's eigendom en werd bewoond door het echtpaar Kroone.

De brandstichting had plaats in den nacht van 5 op 6 juni 1930. Het café brandde geheel af. In juli 1928 zou verd. Brand hebben gesticht in een schuurtje, bij het café behoorend.
In dit laatste geval werd het vuur echter spoedig gebluscht. Ook in dit tweede geval was uitlokking ten laste gelegd. In de derde plaats was hem ten laste gelegd, dat hij de vrouw van den caféhouder in de jaren 1929 - 30 had trachten over te halen brand te stichten in het door haar bewoonde perceel. Zij was echter niet op zijn voorstellen ingegaan.

Tenslotte zou de postbode-bloembollenhandelaar zijn compagnon en diens vrouw hebben aangezet om hun huis aan den Amsteldijk te Uithoorn in brand te steken. De verzekerings-penningen zouden worden gebruikt om een nieuwe bloembollenschuur te bouwen. De vrouw stichtte inderdaad brand in haar woning, doch ook hier werd het vuur weldra gebluscht. Het echtpaar werd terzake van brandstichting onlangs door de rechtbank veroordeeld.

De oud-kassier van de boerenleenbank te Uithhoorn verklaart, dat verd. hem eens f 1000 te leen had gevraagd voor de bouw van een broeikas. Een oude landbouwer komt hierop voor het hekje. Hij zou kort voor den brand het café verd. hebben willen koopen. Zijn herinneringsvermogen blijkt echter niet bijster goed te zijn. ,,U moet weten, Edelachtbare, we hebben er over gepraat op een nogal vroolijken avond" Pres.:,,U hebt het café toch gekocht voor f 1700?"

Getuigen:,,Daar weet ik niets van, ik weet wel, dat ik later een paar brieven van advocaten heb gekregen."
Pres.:,,Waarover?"
Get.: Ze wilden, dat ik het café accepteerde, maar huizen zijn kruizen." ( Gelach.)

Een landbouwer uit Uithoorn herinnert zich, dat hij eens een gesprek met een zekeren v.d.S. heeft gehad. Get. had toen opmerkingen gemaakt: ,,Wat zie jij er mooi uit." v.d.S. had toen gezegd: ,,Ik heb f 25 gekregen voor den brand bij Kroone en daar heb ik een nieuw pak voor gekocht."
Bovendien hadden eenige getuigen op de Kwakelsche kermis hooren vertellen, dat er personen waren , die van verd. een bankje van f 10 hadden gekregen - óók al voor den brand bij Kroone.

Na de pauze.
Na de pauze werden de getuigen à décharge gehoord. De eerste getuige, een arbeider, verklaarde, dat hij indertijd tegen de veldwachter geroepen had: ,,Ik heb den brand gesticht en heb er geld voor gekregen."
De officier van Justitie, mr.Reilingh: ,,Waarom riep u dat?''Getuige: ,,Ik riep dat, om den agent te plagen. Die agent heeft me eens voor een poging tot inbraak zes maanden laten opknappen, en zijn verklaringen waren onjuist. Ik heb `m dat eens gezegd ook en toen werd ik weer veroordeeld."
De vrouw van verd. De K. verklaart dat haar man den nacht van de brand thuis was geweest, tot er gewaarschuwd was, dat er brand was in het café. Op de kermis te Kwakel, zoo vertelt de vrouw vervolgens, had ten B. - de vorige getuige - aan haar man om geld gevraagd. Hij had echter niets gegeven. Get. ten B. had toen gedreigd, doch verd. had geantwoord: ,,Je doet maar wat je niet laten kunt."

De volgende décharge-getuige, een zus van verd. woonde vlak bij het café. Even na twaalf uur, had een buurmanhaar gewekt met de tijding, dat er brand in het café was. Zij was direct opgestaan en was haar broer - verd. - gaan waarschuwen. Deze lag in bed en wist nog niets van den brand.

Twee dochters van verdachte bevestigen deze verklaring, hun vader was te ongeveer kwart voor twaalf naar bed gegaan.
Getuige van der S., die samen met ten B. in den nacht van den brand verd. zouden zijn tegengekomen, treedt als getuige - décharge voor het hekje, hij wordt door den officier echter aan een scherp verhoor onderworpen. Hij ontkent, dat hij vroeger, na den brand, tegen de vrouw van den caféhouder, zou hebben gezegd: ,,Je hoeft me niet zoo kwaad aan te kijken, ik was het niet die je café aanstak, maar m'n broer."

De caféhoudster handhaafde haar verklaring. Hierop werd de zaak geschorst tot morgen. Dan zullen enkele getuigen worden gehoord, waarna de officier zal requireeren.

Bron: Krant - Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad 14-09-1932

Verdacht van brandstichting ( In hooger beroep)

Bloembollenhandelaar voor het Gerechtshof: Voor het Gerechtshof te Amsterdam diende gisteren in hooger beroep de strafzaak tegen den bloembollenhandelaar P. de K. te Uithoorn, verdacht van brandstichting. Te dier zake was de man door de Amsterdamsche rechtbank op 4 Mei j.l. veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar.

Verdachte had zich te verantwoorden wegens brandstichting of uitlokking tot brandstichting in een café te De Kwakel, gemeente Uithoorn, dat aan hem toebehoorde, doch bewoond werd door zekeren Kroone en zijn gezin. In den nacht van 5 op 6 Juni 1930 brandde het café tot den grond toe af. Voorts had de K. zich te verantwoorden wegens uitlokking tot brandstichting in Juli 1928, toen een begin van brand uitbrak in een schuurtje bij bovengenoemd café gelegen. Het vuur werd echter onmiddellijk gebluscht.

In de derde plaats was hem ten taste gelegd dat hij, tot tweemaal toe, in 1929 en 1930, de vouw van den caféhouder heeft trachten over te halen brand in het café te stichten. Zij was echter wijselijk niet op zijn voorstel ingegaan.

Verdachte had in den bloembollenhandel een compagnon; hij had - aldus de dagvaarding - de vrouw van dien compagnon overgehaald brand te stichten in haar woning, opdat van de verzekeringspenningen een nieuwe bollenschuur zou kunnen worden gebouwd. Ook deze brand werd echter spoedig gebluscht; de vrouw en haar echtgenoot werden verleden jaar ter zake van brandstichting veroordeeld.
Na een zeer uitvoerig getuigenverhoor nam de procureur-generaal, mr. Baron v. Harinxma thoe Slooten, requisitoir. Hij acht het vonnis van de rechtbank juist gewezen. Spr. acht de poging tot uitlokking van brandstichting bewezen. Het staat vast, dat verd. de caféhoudster herhaaldelijk heeft gezegd een petroleumstel om te schoppen; dit geeft verdachte bovendien voor een gedeelte toe en wordt bevestigd door de getuigenverklaringen.

Ook de ten laste gelegde brandstichting in het café acht spr. bewezen. Verdachte had een financieel belang er bij, dat het café afbrandde. Tegen zijn compagnon heeft verd. een volledige bekentenis afgelegd, het is onmogelijk, dat deze getuige alle details uit zijn duim heeft gezogen. Bovendien hebben twee getuigen verd. in den nacht van den brand in de nabijheid van het café gezien. Ook heeft verd. volgens zijn eigen zeggen geld gegeven aan v. d. B.

Iemand met een zuiver geweten doet dat niet. Ten slotte acht de procureur-generaal ook de uitlokking tot brandstichting, gepleegd door de vrouw van zijn compagnon, bewezen, Ook hier was geld weer de drijfveer. Zoowel door den brand in het café als in de woning van zijn compagnon is gemeen gevaar voor goederen ontstaan.
De feiten zijn hoogst ernstig. Spr. eischt bevestiging van het vonnis, ook wat de strafmaat betreft (drie jaar gevangenisstraf). De verdediger, mr. Kokosky, pleitte vrijspraak. Arrest 27 September.

Bron : Krant Het Vaderland - 14-04-1932 Foto: Geen Tekst:?